Historisch gezien is het beslist onjuist om te stellen dat autorijden een dure bezigheid is, stelt dr. Vincent van der Vinne. Door de jaren heen is het hebben en rijden van een auto relatief steeds goedkoper geworden.
„Autorijden is een dure bezigheid. Dat zal niemand ontkennen”, aldus Bart van den Dikkenberg in zijn bespreking van de nieuwe Bosatlas van de energie (RD 31-12). Als voorbeeld noemt hij de brandstofprijzen. De overheid verhoogde, zo schrijft hij, jaar na jaar de belastingen op benzine.
Helaas heeft Van den Dikkenberg gelijk. Vrijwel niemand zal ontkennen dat autorijden een dure bezigheid is. Dat komt vooral doordat dit voortdurend in de pers wordt gesteld en iedereen neemt dit klakkeloos over. Toch zou eenieder dit juist moeten betwijfelen. Want hoe is anders de groei van ons wagenpark te verklaren? Het aantal auto’s in ons land neemt namelijk sinds de Tweede Wereldoorlog jaar na jaar toe. Dit geldt zowel in absolute zin –het totale aantal auto’s neemt toe– als in relatieve zin – het aantal auto’s ten opzichte van het aantal inwoners neemt toe.
Stel het is waar: autorijden is een dure bezigheid. Waarom is het aantal auto’s dan niet stabiel gebleven of afgenomen? Dat komt doordat autorijden helemaal niet duur is. Autorijden is voortdurend goedkoper geworden en het resultaat daarvan is dat het aantal auto’s en het gebruik daarvan jaar op jaar is gestegen.
Benzineprijs
In de eerste plaats is de prijs van benzine ten opzichte van het modaal inkomen zeer sterk afgenomen. In 1950 bedroeg een modaal jaarinkomen (omgerekend) 1375 euro en kostte 1000 liter benzine 129 euro (9,4 procent). In 2012 was dat respectievelijk 33.000 en 1750 euro (5,3 procent).
De prijs van een liter brandstof zegt echter niet alles. Een gemiddelde auto uit de jaren zestig verbruikte ongeveer 1 liter benzine per 10 kilometer. Tegenwoordig kunnen we auto’s kopen die gemakkelijk 1 op 20 rijden. Laten we daarom voor het gemak stellen dat een veel verkochte auto in de jaren zestig en zeventig 1 op 10 reed, in de jaren tachtig 1 op 12, in de jaren negentig 1 op 14 en nu 1 op 16 rijdt. Laten we veronderstellen dat er per auto ongeveer 15.000 kilometer per jaar wordt gereden. Afgezet tegen de ontwikkeling van het modaal inkomen daalden de kosten van het autorijden van ruim 12 procent van een modaal inkomen begin jaren 60 tot nog geen 5 procent vanaf het midden van de jaren negentig.
In recente jaren nemen de benzinekosten wat toe. Maar zelfs bij een prijs van 1,90 euro voor een liter benzine in 2012 liggen de brandstofkosten als percentage van het modaal inkomen op hetzelfde niveau als eind jaren tachtig.
De brandstofkosten vormen echter maar een deel van de gebruikskosten. Auto’s van tegenwoordig vergen veel minder onderhoud dan die van dertig jaar geleden. Er kunnen veel meer kilometers gereden worden voordat er een beurt nodig is. Tot in de jaren tachtig was de aankoop van een nieuwe auto met één jaar garantie gebruikelijk, nu kunnen we auto’s kopen met zeven jaar garantie.
Aanschafprijs
Tot en met de jaren tachtig gingen auto’s bovendien vaak nog geen acht jaar mee. Minder dan 10 procent van het wagenpark was tien jaar of ouder. Tegenwoordig bestaat bijna de helft van ons wagenpark uit auto’s die tien jaar of ouder zijn. Daarmee is er tevens een ruim aanbod aan gebruikte auto’s gekomen, die naar verhouding ouder en goedkoper zijn.
Ook de aanschafprijs van een nieuwe auto is ten opzichte van het modaal inkomen voortdurend gedaald. Begin jaren zestig moest je voor een nieuwe Volkswagen Kever een modaal jaarinkomen op tafel leggen. Tegenwoordig kan men een vergelijkbare auto voor minder dan de helft van een modaal inkomen kopen. En wie in 2011 een zuinige kleine auto aanschafte die vrijgesteld was van bpm en houderschapsbelasting, kon met een derde van een modaal inkomen toe. Hoezo is autorijden een dure bezigheid?
Aan het eind van zijn verhaal gaat Van den Dikkenberg in op de CO2-uitstoot van auto’s. Hij heeft gelijk dat de uitstoot per auto vanaf 1980 is gedaald, omdat auto’s zoals genoemd minder brandstof gebruiken. Maar omdat het autobezit en het autogebruik sindsdien veel goedkoper zijn geworden, nam het totaalaantal auto’s sterk toe. Omdat er meer auto’s in gebruik werden genomen en deze gezamenlijk meer brandstof verbruikten, nam de totale uitstoot van CO2 niet af, maar juist toe. In 1990 stootte het wegverkeer ruim 25 miljard CO2 uit, in 2011 was dat bijna 35 miljard ton. In tegenstelling tot wat Van den Dikkenberg stelt, heeft de overheid in feite alle reden om omwille van het milieu de kosten van het autogebruik te verhogen.
Geplaatst Het Reformatorisch Dagblad, 8 januari 2013