Terwijl men de belasting op het aantal haarden in huis of het bezit van een biljarttafel al lang is vergeten, staat de wegenbelasting in ons collectief geheugen gegrift. Niet slecht voor een belasting die slechts acht jaar heeft bestaan en in 1935 werd afgeschaft.
Naast een economische crisis, had ons land in de jaren dertig ook te maken met een crisis in het verkeer. Als gevolg van de economische neergang nam het vervoer van goederen in die jaren sterk af. Dat had gevolgen voor de binnenscheepvaart, het wegverkeer en de Nederlandse Spoorwegen. De binnenvaartschippers leden grote armoede. Onder wegtransporteurs was de situatie weinig beter. Dankzij lagere kosten van de aanschaf van bedrijfswagens en een gekelderde benzineprijs, werden na 1930 tal van kleine transportbedrijfjes opgericht. Veel vrachtwagenchauffeurs konden echter nauwelijks het hoofd boven water houden en reden soms onder de kostprijs. Tot slot leed ook de Nederlandse Spoorwegen fors verlies. Omdat er sprake was van overcapaciteit, concurreerden de verschillende vormen van vrachtvervoer hevig met elkaar. Daarnaast ondervond de Nederlandse Spoorwegen ook concurrentie van de bus, de auto en het motorrijwiel.
De onderlinge concurrentiestrijd tussen de verschillende verkeersmiddelen had grote gevolgen voor de Nederlandse schatkist. Want de overheid gaf veel geld uit voor het onderhoud van waterwegen en de aanleg en onderhoud van landwegen. Daarnaast kwamen ook de verliezen van de Spoorwegen ten laste van de rijksoverheid. Midden jaren dertig leed de NS zo’n 35 miljoen gulden verlies. Tegenover de hoge uitgaven aan het verkeer, stond slechts één sector die een positief saldo opbracht. Dat was het wegverkeer. Als enige bracht het wegverkeer in deze jaren, mede dankzij de wegenbelasting, miljoenen belastinggeld op. Maar die inkomsten mochten alleen worden gebruikt voor de aanleg en verbetering van wegen. Dezelfde wegen versterkten echter tegelijk de concurrentiepositie van het wegverkeer ten opzichte van de binnenvaart en de NS.
De regering wilde de opbrengsten uit het wegverkeer ook voor andere doeleinden kunnen gebruiken. Daarom stelde het centrum-rechtse kabinet van Christelijke en liberale partijen de wegenbelasting af te schaffen en te vervangen door de motorrijtuigenbelasting. Tegelijk wilde het kabinet de tarieven verhogen, zodat de inkomsten zouden stijgen en de NS minder concurrentie ondervond. Met vier stemmen verschil werd in juni 1934 de populaire wegenbelasting afgeschaft. Het gevolg was niet alleen dat de aanleg van wegen vertraagde, maar ook dat het aantal auto’s in ons land door de gestegen fiscale druk afnam.
Geplaatst: AutoVisie/Telegraaf, 20 september 2011