Misschien is het wat vergezocht om in een column aandacht te besteden aan de kredietcrisis. Hierover wordt immers al zo lang bijna dagelijks bericht. Maar nu ook Italië, vanwege de enorme staatschuld, steeds meer in het vizier komt, is er toch ook wel een invalshoek: Hoe een oude Fiat 500 in korte tijd duurder kon worden dan een nieuwe Ferrari.
Menigeen die voor 2000 in Italië op vakantie ging, zal zich verbaasd hebben over de hoge bedragen (in lires) die je voor de uitgaven moest doen. Maar nog opvallender waren de prijzen die je vijfentwintig jaar geleden (1986/1987) voor klassieke auto’s in Italië moest betalen. Wat te denken van een (Ferrari) Dino 246 GT van bouwjaar 1973, die voor 43 miljoen lire werd aangeboden? Dit was niet uitzonderlijk. Voor een Austin-Healey 100/6 werd 30 miljoen lire gevraagd. Een in Nederland destijds geliefde klassieker was de Rover 3,5 liter Coupé. In Italië werd daar in 1987 circa 10 miljoen lire voor gevraagd. Nog zo’n ‘dure’ auto was een Fiat 500A uit 1939. Deze vooroorlogse auto kostte maar liefst 8 miljoen lire. Ze durfden wel, deze prijzen te vragen.
Voor een Dino 246 GT vroeg men in dezelfde tijd in Nederland circa 65.000 gulden. Een Austin-Healey 100/6 kostte in die jaren circa 45.000 gulden. En 16.000 gulden voor een mooie Rover 3,5 liter Coupé klinkt al heel wat meer bekend in de oren dan een bedrag in miljoenen. Tot slot kon in 1987 een vooroorlogse Fiat 500A in Nederland voor 13.000 gulden worden gekocht.
De Nederlandse bedragen verschillen niet alleen in hoogte met de Italiaanse prijzen. Er is meer aan de hand. Ook het verschil tussen de oorspronkelijk catalogusprijs en de prijs die liefhebbers daar jaren later voor bereid waren te betalen was groot. In 1973 kostte een nieuwe (Ferrari) Dino 246 GT circa 7 miljoen lire. In ons land kostte de Dino in 1973 ‘slechts’ 50.000 gulden. Als klassieker deed de Dino in Italië veertien jaar later ruim het zesvoudige (43 miljoen lire). In ons land betaalden de liefhebbers toen ruim een kwart meer dan de auto oorspronkelijk had gekost. Was de prijs in Nederland in dezelfde mate toegenomen als in Italië, dan had de Dino in ons land in 1987 geen 65.000 gulden maar 400.000 gulden moeten kosten!
Kennelijk was in Italië de inflatie dusdanig opgelopen, dat zelfs de kleinste en goedkoopste klassieke auto’s, zoals een Fiat 500A, in 1987 al een acht miljoen lire moesten kosten. Ruim tien jaar eerder kocht men voor een dergelijk bedrag een nieuwe Ferrari. Had de inflatie van de lire voor de toetreding van Italië tot de eurozone de mensen aan het denken moeten zetten, of is dat nu te ver gezocht?
Geplaatst: AutoVisie/Telegraaf 7 november 2011