Wat hebben de Romeinen en mammoeten met kernenergie te maken? Niets, maar toch zijn beide relevant. Want in de discussie over toepassing van kernenergie ter vermindering van de CO2-uitstoot, komt een blik op het verleden niet vaak aan bod. Misschien is het toch wel goed om daar wel eens bij stil te staan.
Voor een klein deel van het radioactieve afval bedraagt de halveringstijd 15.000 jaar. Besluiten die vandaag ten aanzien van kernenergie worden genomen, hebben zodoende invloed op een zeer lange tijdspanne. De samenleving en de politiek zijn niet in staat, over zo’n lange tijd na te denken over gevolgen van te nemen besluiten. Als voorbeeld kan de bouw van nieuwe kolencentrales worden genoemd. In 1980 werd in de Tweede Kamer gesproken over de bouw van kolencentrales, de uitstoot van CO2 en het broeikaseffect. Kamerleden van CDA en VVD waren toen kritisch over de bouw van nieuwe kolencentrales, omdat het gevolgen zou hebben voor klimaat. Ruim 20 jaar later werd echter besloten nieuwe kolencentrales te bouwen. Nog geen tien jaar na opening moesten kolencentrales van de politiek weer sluiten vanwege de hoge uitstoot van CO2 en het nadeel daarvan op het klimaat. Nu staat de bouw van nieuwe kerncentrales op het politieke programma. Daarom is het wellicht goed om ter beoordeling van risico’s ten aanzien van kernenergie niet alleen naar voren te kijken, maar eens terug te kijken in de geschiedenis.
We mogen aannemen dat gewelddadige conflicten een risico kunnen vormen voor kerncentrales, dan wel voor de bewaarplaatsen van kernafval. Als we het hebben over gewelddadige conflicten uit het verleden, kunnen we beginnen met de Romeinen. Nog maar 2000 jaar geleden breiden zij hun gezag uit naar de bewoners van onze huidige streken. In het geval van de Romeinen kwam de overheersing voor het eerst van heel ver, met geweld en georganiseerd door een centrale staat. Na de Romeinse periode volgden in deze contreien nog vele andere conflictsituaties, waarbij staten betrokken waren. Zoals de tachtig jarige oorlog zo’n 400 jaar geleden. Zo’n 300 jaar geleden voerden we drie oorlogen met Engeland. Tweehonderd jaar geleden vestigde Napoleon hier zijn gezag. Hondervijftig jaar geleden vond de Frans-Duitse oorlog plaats, een oorlog die aan ons voorbij ging. Dat gold ook voor de Eerste Wereldoorlog, een oorlog die op het grondgebied van onze zuiderburen woedde. In 1940 viel Nazi-Duitsland ons land binnen en beleefden we vijf jaar lang de Tweede Wereldoorlog. Gedurende al deze jaren werden de technieken om geweld in conflictsituaties toe te passen steeds geavanceerder en de gevolgen daarvan steeds groter. We kunnen daarnaast stellen dat, bezien over een periode van 15.000 jaar, de laatste 400 jaar zeer turbulent zijn geweest. Waarom zou het in de komende eeuwen of zelfs decennia vanzelfsprekend zijn dat er geen gewelddadige conflictsituaties zullen ontstaan? We hoeven alleen aan de dreiging van Poetin en Rusland te denken. Zo werd de kerncentrale van Zaporizja in Oekraïne door Russische troepen bezet en op het terrein explosieven geplaatst.
Grootschalig geweld hoeft zelfs niet eens van andere staten te komen. Terreurorganisaties vormen sinds 2000 eveneens een (toenemend) risico. Wie kan uitsluiten dat in de komende decennia of eeuwen (radioactief materiaal heeft de tijd) geen ‘misbruik’ zal worden gemaakt van ons radioactief materiaal.
Ook de fysieke omstandigheden kunnen zich gaan wijzigen. Dat merken we nu aan de klimaatverandering, waardoor ondermeer gletsjers en ijs op Antarctica smelt en de zeespiegel stijgt. Het is niet voor het eerst dat de zeespiegel stijgt. Aan het einde van de laatste IJstijd, zo’n 12.000 jaar geleden, vond dat ook plaats. Tot dan toe lag de huidige Noordzee voor een groot deel droog. Destijds konden mammoeten tot aan de Doggersbank op de bodem van de huidige Noordzee lopen. Door het smelten van ijs, steeg de zeespiegel. De Doggersbank ligt nu vanaf zo’n 17 meter diep onder de waterspiegel. De hoeveelheid CO2 in de atmosfeer is sinds 1750 sterk toegenomen en vooral vooral in de laatste 80 jaar (in één generatie). Klimaatverandering heeft een vertraagde reactie op de hoogte van de CO2 in de atmosfeer. Het volgt op afstand. Pas met verloop van tijd zullen we de gevolgen op het klimaat van de huidige CO2-concentratie in de atmosfeer ten volle ondervinden. Of beter gezegd onze kinderen en kleinkinderen zullen dat later merken. Uit onderzoek is gebleken dat de huidige sterk gestegen concentratie van CO2 in de atmosfeer het niveau daarvan tijdens het Plioceen, zo’n 3,5 miljoen jaar geleden binnen tien jaren kan evenaren. Toen was het klimaat duizenden jaren in evenwicht met deze CO2-concentratie. Alleen was het toen mondiaal 2 tot 3 graden warmer dan nu en stond de zeespiegel zo’n zes meter hoger. Inmiddels weten we dat het klimaat (snel) verandert en dat merken we steeds meer. De stijging van de zeespiegel zal in de (nabije) toekomst zeker gevolgen hebben voor ons laaggelegen land. Het is daarom nu al een onderwerp van studie: wat kan en moet worden gedaan om te voorkomen dat binnen 50 tot 100 jaar de stijging van de zeespiegel onze huidige kust en ook het achterland bedreigd. De verandering van het klimaat en stijging van de zeespiegel vormen niet alleen een risico voor de dorpen en steden in laaggelegen gebieden, maar ook voor de vestigingslocatie van nieuwe kerncentrales en de opslag van radioactief restafval.
Nieuwe kerncentrales kunnen in onze huidige grote vraag naar energie voorzien, maar laten gedurende een zeer lange tijd een voetafdruk achter. Het energievraagstuk dat de huidige generatie gemakkelijk wenst op te lossen, kan generaties na ons een grote bron van zorg zijn. We zouden ten aanzien van onze huidige CO2-uitstoot en wens tot de bouw van kerncentrales, wellicht meer moeten stilstaan bij de belangen van de (toekomstige) kleinkinderen.
De zeespiegel zal in komende jaren steeds verder stijgen.