Laten we eens gaan provoceren: Zuinige auto’s zijn helemaal niet goed voor het milieu. In tegendeel stellen wetenschappers. Zuinige auto’s leiden tot een hoger energieverbruik. Hoe groter het motorblok en hoe hoger het brandstofverbruik, des te beter dat op langere termijn voor het milieu is.
Averechts!
Al jaren streeft de EU naar zuiniger auto’s en met maatregelen wordt dit van de automobielindustrie afgedwongen. De Nederlandse overheid heeft in de afgelopen jaren miljoenen aan belastinginkomsten mis gelopen, door zuinige auto’s fiscaal te ontlasten. Wie zo’n zuinige auto kocht hoefde geen of minder BPM en houderschapsbelasting te betalen. Momenteel gelden voor bijvoorbeeld hybride auto’s nog steeds fiscaal gunstige regelingen. De bedoeling van dit beleid is dat er minder brandstof zal worden gebruikt, zodat de uitstoot van CO2 afneemt. Vergeet het maar mooi, het beleid van Nederland en de EU werkt averechts! De uitstoot van CO2 zal mondiaal door zuinige auto’s juist toenemen. Hoe zuiniger de auto’s, des te meer de uitstoot van CO2 zal toenemen.
Steenkool
In de negentiende eeuw werd in Groot-Brittannië de verbreiding van de stoommachine belemmerd door het hoge verbruik van steenkolen. Toen de stoommachines werden verbeterd en veel zuiniger steenkool verstookten, nam het totale verbruik van steenkool niet af, maar juist zeer sterk toe. Omdat de stoommachines veel rendabeler en goedkoper in het gebruik werden, schaften tal van ondernemers een stoommachine aan en nam het aantal stoommachines (en het vermogen daarvan) zeer sterk toe. Ook in Nederland, waar steenkool door de transportkosten duur was, nam nadien het aantal stoommachines en het steenkoolverbruik sterk toe. Dit proces werd beschreven door J.W. Jevons in zijn boek The coal question uit 1865 en het wordt het Jevons-paradox genoemd (of rebound effect).
Oliecrisis
Het principe is op tal van energiebesparingen toepasbaar. Denk maar aan TV’s. Door het gebruik van LCD-schermen kon bespaard worden op het elektriciteitsgebruik. Omdat hierdoor TV’s minder elektriciteit verbruikten, nam het formaat van de gemiddeld verkochte TV toe. In plaats dat er energie werd bespaard, nam dat naar verhouding amper af of nam dat zelfs toe. In de afgelopen dertig jaar is de zuiniger motortechniek van auto’s grotendeels teniet gedaan doordat auto’s groter, zwaarder en sneller werden. Een 1.240 kg zware Volvo 140 uit 1970 loopt 1 op 10 en een 1.552 kg zware Volvo V70 uit 2011 eveneens. Toen de oliecrisis van 1973 in de Verenigde Staten de verkoop en het gebruik van de slurpende Amerikanen hard trof, nam het brandstofgebruik kort daarna af. Vervolgens verschenen er zuiniger auto’s op de markt en steeg het totale brandstofgebruik tot 2012 met ruim eenderde.
Grote groepen
In het Westen hebben we te maken met enerzijds een verzadigde automobielmarkt en anderzijds een oplopende olieprijs. Door zuiniger auto’s te maken, wordt de oplopende olieprijs gecompenseerd in het brandstofgebruik. Kleine, zuinige auto’s worden hierdoor, ondanks de oplopende olieprijs, zelfs goedkoper in het gebruik. Door de toenemende welvaart in opkomende economieën, komen de zuinige (en goedkope) auto’s eerder binnen het bereik van grote groepen nieuwe automobilisten. De conclusie die hieruit volgt is dat zuiniger auto’s niet tot minder energieverbruik leiden, maar juist tot meer energiegebruik. Wanneer elke auto 1 op 4 zou rijden, dan zouden lagere inkomensgroepen in het Westen de auto vaker laten staan en nieuwe consumenten in opkomende economieën een hogere drempel tot de aanschaf van een auto hebben. Daarnaast zouden elektrische auto’s meer concurrerend zijn en hoefde de Nederlandse overheid geen fiscale voordelen uit te delen. De zuinige auto’s zijn zodoende helemaal geen milieuvriendelijk product, in tegendeel. Ze zorgen voor meer CO2-uitstoot.