Toen de auto voor 1900 in ons land verscheen, kon alleen de elite deze betalen. Voor de gewone man was zelfs een fiets al te duur. Vanaf de jaren twintig kwam de auto binnen het bereik van de zakelijke rijder. De fiets ontwikkelde zich in deze jaren tot het vervoermiddel van de gewone man.
Vooral zakelijk autoverkeer
Na de oorlog verplaatste de gewone man zich nog steeds op de fiets, al dan niet voorzien van een hulpmotor. Pas eind jaren vijftig kwam de auto ook binnen bereik van de middenklasse. Zij gebruikten de auto niet voor zakelijke doeleinden, maar privé. Bijvoorbeeld om in het weekend een stukje te gaan rijden. Illustratief is dat in 1960 bijna 70 procent van het autoverkeer om zakelijke doeleinden werd afgelegd.
Toenemende welvaart
In de jaren zestig nam de welvaart toe en werd de vrije zaterdag ingevoerd. De Nederlandse arbeiders kregen steeds meer vrije tijd. Maar naar mate het aantal auto’s in ons land verder toenam, bleef deze nog buiten bereik van de hand- en fabrieksarbeiders. De linkse partijen vonden dit een ongewenste ongelijkheid.
Joop den Uyl
In 1967 sprak Joop den Uyl zijn inmiddels beroemd geworden woorden dat iedereen op den duur auto moest kunnen rijden. De sociale ongelijkheid moest volgens hem worden opgeheven. Volgens Den Uyl was de auto een uitstekend vervoermiddel om zakelijk te gebruiken en om mee te recreëren. De gewone man zou de auto natuurlijk nooit voor zakelijke doeleinden gebruiken, maar wel om bijvoorbeeld in de weekenden stukjes te gaan rijden. Daarom had de gewone man ook recht op een auto, om deze sociaal-recreatief te gebruiken. Hij vond tevens dat het woon-werkverkeer met de fiets en het openbaar vervoer zou moeten blijven plaatsvinden. Anders zou de infrastuctuur voortdurend tekort schieten en moest hiervoor steeds meer geld worden uitgetrokken.
Vooral recreatief verkeer
De wens van de linkse politici kwam uit. Momenteel heeft bijna de helft van de Nederlandse bevolking een auto, inclusief lagere inkomensgroepen. In het gebruik van de auto heeft een grote verschuiving plaatsgevonden. Momenteel staat nog maar 20 procent van het autoverkeer uit zakelijk verkeer en 25 procent uit woon-werkverkeer. De grote winnaar is het sociaal-recreatief verkeer. Hieruit bestaat 55 procent van het autoverkeer. De linkse hobby lijkt daarmee te zijn uitgekomen. Maar of het zakelijk verkeer daar nu zo blij mee moet zijn?
Geplaatst: AutoVisie/Telegraaf, 9 mei 2011.