De afgelopen tien jaar heeft de verduurzaming van de automobiliteit ruim 11 miljard euro gekost. De teller loopt steeds verder op. In de komende jaren zal de overheid wederom enkele miljarden euro’s investeren in elektrische auto’s. Dit in de vorm van subsidies aan eigenaren en gebruikers van elektrische auto’s en door derving van belastinginkomsten en accijnzen. Maar waarom eigenlijk? Waarom moet een klein deel van de automobilisten worden beloond?
Verplaatsing kost geld. Men betaalt voor de aanschaf van het vervoermiddel en de energie om zich van A naar B te verplaatsen. Het is een persoonlijke keuze dat met een auto te doen. De maatschappij maakt daarbij kosten, bijvoorbeeld met de aanleg van een weginfrastructuur. Het wordt daarom logisch gevonden dat automobilisten betalen voor het gebruik van de weginfrastructuur.
Belasting betalen voor een fiets
Maar we hebben de keus om ons te verplaatsen met bijvoorbeeld een motor, een scooter, het openbaar vervoer of met een fiets. Wie van deze vervoermiddelen gebruik maakt, betaalt ook één of andere vorm van belasting: bij het kopen van een treinkaartje of de aanschaf van een fiets.
Door de toenemende verbreiding van de elektrische auto’s nemen de kosten van de infrastructuur om deze voertuigen te laten rijden toe. Deze auto’s zijn gemiddeld niet alleen (veel) zwaarder dan vergelijkbare conventionele auto’s en belasten daarmee de weginfrastructuur zwaarder, ze vragen ook om de verbetering/verzwaring en aanleg van een andere infrastructuur, namelijk die van een landelijk elektriciteitsnetwerk. Die kosten worden in komende jaren eveneens op honderden miljoenen geschat. Deze kosten komen amper ten laste van de elektrische rijder, maar voor ons allemaal.
E-rijders en overheidsinkomsten
Het is merkwaardig dat de overheid miljarden investeert in een relatief welvarend deel van de automobilisten die zich van A naar B wil begeven en hierdoor minder voor hun verplaatsingen hoeft te betalen. Zij krijgen, vergeleken met andere automobilisten in vergelijkbare auto’s, korting op (of zelfs vrijstelling van) de aanschafbelasting, de motorrijtuigenbelasting en de bijtelling.
Daarbij hoeven zij ook veel minder of, in sommige gevallen, helemaal niets te betalen voor de energie die zij gebruiken om zich te verplaatsen. Ook worden geen brandstofaccijnzen betaald en dragen zij daardoor, in tegenstelling tot andere automobilisten, nauwelijks bij aan overheidsinkomsten. Net als voorheen leiden lagere autokosten tot meer automobiliteit. En dit allemaal omdat deze automobilisten een elektrische auto rijden en dit duurzaam heet te zijn.
Een elektrische auto is niet duurzaam. Dat is een misvatting. Bij de productie van een elektrische auto wordt meer CO2 uitgestoten dan bij de productie van een conventionele auto (2 tot 4 ton meer). De elektrische auto is vanaf een zeker gebruik ‘duurzamer’ dan een vergelijkbare conventionele auto. Maar om een elektrische fiets te maken wordt gemiddeld ongeveer zo’n 160 kg CO2 geproduceerd. De productie van een elektrische auto kost zo’n 9 tot 14 ton CO2. Dat is 60 tot 90 keer meer dan een fiets. Ook in het gebruik veroorzaakt de elektrische fiets veel minder CO2-uitstoot dan een elektrische auto (zo’n 3 procent van die van een elektrische auto).
Elektrisch rijden is ook vervuilend
Wanneer het autoverkeer teveel CO2 uitstoot, moet je de oorzaak ervan aanpakken. Dat begint met de afweging welk vervoermiddel mensen aanschaffen, met welk vervoermiddel zij zich van A naar B verplaatsen, over welke afstand mensen zich verplaatsen, met welke snelheid mensen dat doen en tot slot hoe vaak men dat wil doen. Het beleid moet gericht zijn op het terugdringen van de aankoop van vervuilende vervoermiddelen, van het gebruik van vervuilende vervoermiddelen, het terugdringen van grote afstanden, het verlagen van de maximumsnelheid en het verminderen van de frequentie.
Het fiscale beleid is daarbij één van de middelen waarmee de overheid op de CO2-uitstoot kan sturen. Dit kan ook met maatregelen gericht op de inrichting van ons land, de fietsinfrastructuur of het (bevorderen van) thuiswerken. Hierdoor zullen mensen opnieuw keuzes maken bij hun verplaatsingen van A naar B.
Het fiscaal belonen van een vervuilend vervoermiddel (elektrische auto) ten opzichte van een ander minder vervuilend vervoermiddel (fiets), omdat weer een ander vervoermiddel in het gebruik nog vervuilender is (benzineauto) werkt verstorend. Dat lost problemen niet op, maar houdt deze in stand.
Geplaatst: De Volkskrant, 6 oktober 2021