18-02-2022, boek van de maand
Een lijvig boek van de historicus Vincent van der Vinne, die al meer werken over auto’s op zijn naam heeft staan. Zijn geschiedenis van 125 jaar auto’s in Nederland is een zeer doorwrocht werk. Verwacht geen spannend jongensboek met anekdotische verhalen, de insteek is vooral wetenschappelijk. Het boek telt 528 pagina’s en het deel vanaf pagina 462 bestaat uit noten – meer dan duizend stuks! – en de rest uit een literatuurlijst, een lijst met tabellen en grafieken en een register. Foto’s, allemaal zwart-wit, zijn relatief schaars maar vormen een welkome en ter zake doende afwisseling in de tekst die uit twee delen bestaat, ‘De weg naar automobiliteit’ en ‘De vertrouwde auto op zijn retour’.
Het boek is zakelijk geschreven, de waarde zit hem hoofdzakelijk in de diepgang en de zorgvuldigheid waarmee de geschiedenis van het autorijden wordt beschreven – het wacht dan ook zeker een toekomst als belangrijk naslagwerk. Veel hoofdstukken vormen boeiend leesvoer, vooral die over de begintijd van de auto, eerste zijn entree las voertuig voor avonturiers, vervolgens zijn intrede als openbaar vervoer (taxi’s) en daarna als privétransport.
Van der Vinne legt uit hoe de auto het paard heeft verdrongen, maar ook de mobiliteit van de bevolking enorm heeft doen toenemen.
Interessant zijn de vergelijkingen die indertijd – onder meer door de ANWB – van de kosten van een paard en een auto gemaakt werden. In wezen kun je in het eerste deel van het boek al lezen welke problemen het fenomeen auto later zou gaan ontmoeten. in het begin van de vorige eeuw telde ons land bijna 295.000 paarden en voor de voeding alleen al was 300.000 hectare landbouwgrond nodig – driemaal zo veel als het totale oppervlak dat nu door bedrijventerreinen in beslag wordt genomen. De groeimogelijkheden van transport met paarden waren daardoor beperkt en de komst van de tram, de trein en de auto waren een uitkomst. In de tweede helft van het boek schetst Van der Vinne hoe de auto naar zijn eigen ‘plafond’ van neveneffecten toegetreden is.
De tekst bestaat voornamelijk uit feiten, minutieus vergaard uit tal van bronnen, en veel waardevolle uitleg van de gevolgen in een maatschappelijke context, zelfs tot en met het jaar 2020.
Vooral achter in het boek wordt de schrijver opiniërend, voornamelijke wanneer de – goed onderbouwde – feiten daar om vragen. Hij spreekt duidelijke taal over het verkeerde gebruik van overheidsgelden voor de ‘sponsoring’ van elektrische auto’s – die komst vooral eigenaren van dure Tesla’s ten goede – en trekt conclusies als ‘Elektrische auto’s zijn als elektrische sigaretten, beter maar niet schoon’ en concludeert terecht dat van waterstof niet veel verwacht mag worden, zeker niet op korte termijn.
in zijn nawoord trekt Van der Vinne een conclusie die zich na lezing van zijn boek als onvermijdelijk opdringt: de problemen met het klimaat, de energievoorziening en de mobiliteit gaan niet opgelost worden door conventionele auto’s door elektrische te vervangen. De oplossing? Geen vervanging, maar (maatschappelijke) verandering, aldus Van der Vinne.
Ton Roks