Vorig jaar hebben we bijna 42 miljard euro aan andere landen gegeven. Crisis of niet, sinds 2009 is dat bedrag verdubbeld. We hebben daar allemaal aan bijgedragen, de een wat meer dan de ander. Dit jaar zal het iets minder zijn. Volgend jaar neemt de uitgave waarschijnlijk weer toe. Zal in 2015 50 miljard worden afgedragen (zie grafiek)?
Nederland is een grote weldoener van onder meer Algerije, Nigeria, Saoedi-Arabië en niet te vergeten Rusland. Aan Algerije betaalden we vorig jaar 2,5 miljard euro. Nigeria kreeg ruim 4 miljard euro overgeschreven. Rusland spande de kroon met de overdracht van ruim 11 miljard euro. In totaal betaalden we 41,9 miljard euro aan andere landen. Nog geen vijftien jaar geleden bedroeg de totale overdracht van kapitaal 5,1 miljard euro. Intussen is dat bijna verachtvoudigd.
Voor de overdracht van kapitaal kregen we uiteraard wel wat terug, namelijk aardolie (momenteel circa 1 miljoen vaten per dag). We zijn hieraan verslaafd en kunnen niet zonder. Sterker nog, velen willen niet anders. Want wie is er nu voor verlaging van de maximumsnelheid, voor vermindering van het autogebruik of voor een vliegtaks. Al deze maatregelen zou de overdracht van Nederlands kapitaal aan andere landen wat kunnen verminderen, maar ze zijn politiek niet haalbaar. Sterker nog, sommige politici zijn juist voor een nog hogere maximumsnelheid en verlaging van de brandstofaccijnzen. Zij krijgen bijval van de achterban, die dat prachtig vindt. Allemaal zijn ze daarmee voorstander van het sturen van nog meer geld naar bijvoorbeeld Nigeria, Saoedi-Arabië en/of Rusland. Elke keer wanneer we het gaspedaal wat dieper intrappen of de auto sneller laten accelereren bij het verkeerslicht, doen we royaal een duit in het buitenlandse zakje.
De oplopende uitgaven aan olie gaan onder meer ten koste van binnenlandse bestedingen. Om te voorkomen dat onze economie een te zware last te dragen krijgt, zou het verstandig zijn om maatregelen te nemen, waardoor onze afhankelijkheid van aardolie afneemt. Kort geleden riep Peter Voser, CEO van Shell, op voor het nemen van maatregelen ter vermindering van het oliegebruik. Hij dacht daarbij onder meer aan stadsplanning. Men kan ook verder gaan. Door maatregelen te nemen in de ruimtelijke ordening en het nemen van financiële prikkels, kan wonen, werken, winkelen en recreëren dichter bij elkaar worden gebracht. Hierdoor zal meer gebruik worden gemaakt van de (elektrische) fiets en het openbaar vervoer en kunnen afstanden af te leggen met de auto worden verkort. Een dichtbevolkt land als Nederland zou hierin een concurrentievoordeel ten opzichte van andere landen kunnen hebben.
Vanaf de jaren zestig vindt echter een voortgaande scheiding en spreiding in het wonen, werken en recreëren plaats, waardoor de afstanden juist toenemen en men meer afhankelijk wordt van de auto. Dit is onder meer door de reiskostenregeling in de hand gewerkt. Door een verwachte stijging van de olieprijs, zou men moeten voorkomen dat men te afhankelijk is, blijft of wordt van de auto. Een verder oplopende olieprijs leidt tot een grotere kapitaalstroom naar olieproducerende landen en oplopende brandstofkosten. De gevolgen van oplopende brandstofkosten zullen met name de lagere inkomensgroepen treffen. Is het idee ‘iedereen een eigen auto (gebruiken)’ zoals dat vanaf de jaren zeventig ingeburgerd raakte wel zo verstandig, wanneer men daarvan afhankelijk is geworden en de olieprijs hoog blijf of stijgt?
Geplaatst: Auto/Visie/Telegraaf, 30 maart 2013