Het stimuleren van de elektrische auto kost de overheid miljoenen euro’s. De gedachte achter dit beleid is dat wanneer de eerste paar duizend auto’s zijn verkocht, vele vanzelf zullen volgen. Dit is een misvatting, waardoor veel geld nodeloos wordt verspild.
De overheid wil de uitstoot van CO2 verminderen en stimuleert daarom het gebruik van de elektrische auto. Zij verwacht dat wanneer er overal laadpalen worden gezet, mensen tijdelijk fiscaal worden gesteund in de aankoop en het bezit van een elektrische auto en (tijdelijk) gratis mogen parkeren, de verbreiding van de elektrische auto succesvol zal verlopen. In de komende jaren zullen er best wel een paar duizend exemplaren worden verkocht. Want degene die bewust elektrisch wil rijden, krijgt zo’n auto nu nog met fiscale korting aangereikt. Ook leasemaatschappijen en leaserijders, die een groen imago nastreven, kunnen profiteren van fiscale voordelen. Maar daar blijft het voorlopig bij. Het zal voorlopig niet leiden tot een grote toename van het aantal elektrische auto’s onder een brede laag van de bevolking.
De situatie is te vergelijken met die van ruim honderd jaar geleden. Ook toen wilden sommige gemeenten de toepassing van elektrische auto’s om politieke redenen stimuleren. Een grote verbreiding bleef uit omdat de voertuigen duurder waren en minder gebruiksmogelijkheden hadden. In 1908 kostte een gesloten elektrische auto van Kriéger bijna 8.000 gulden. Een vergelijkbare Spyker was 1000 gulden goedkoper en het verschil met een open Spyker bedroeg meer dan 1500 gulden. Omdat de Spyker’s sneller reden, een grotere actieradius hadden en sneller brandstof konden bijtanken, waren ze geschikt voor gebruik in zowel steden als op het platteland. Bovendien konden in dezelfde tijd veel andere benzineauto’s worden aangeschaft die nog niet de helft van een elektrische auto kosten. Auto’s van 8000 gulden behoorden tot het hogere marktsegment. Het was dus niet verbazend dat er veel meer benzineauto’s werden gekocht dan elektrische auto’s. En naar mate de benzineauto’s later nog goedkoper in aanschaf en gebruik werden, verslechterde de concurrentiepositie van de elektrische auto steeds verder. In de jaren twintig verdween deze volledig uit het straatbeeld om na bijna honderd jaar weer op te duiken met dezelfde problemen.
De huidige aanpak van de overheid ten aanzien van de elektrische auto is gedoemd te mislukken (of zal het zal nog heel veel geld gaan kosten). Zolang elektrische auto’s namelijk mindere producteigenschappen hebben dan qua formaat vergelijkbare (zuinige) gewone auto’s en duurder in de aanschaf zijn, zullen deze auto’s geen grote doorbraak meemaken. Pas wanneer elektrische auto’s betere producteigenschappen krijgen en/of even veel kosten als vergelijkbare zuinige auto’s (of zelfs goedkoper worden), dan kunnen elektrische auto’s een succes worden. Maar daar zijn elektro-autofabrikanten na ruim honderd jaar nog niet in geslaagd. Bovendien kan de overheid het bezit en gebruik van elektrische auto’s niet blijvend ondersteunen. De overheid steekt nu veel geld in een kleine groep van automobilisten, die bereid is elektrisch te rijden. Maar die groep is er toch al. Voor het doel van de overheid (vermindering van de CO2-uitstoot) hanteert de overheid het verkeerde middel.
Geplaatst: AutoVisie/Telegraaf, 11 november 2011
Naschrift: De stimulering van (semi)elektrische auto’s kostte tot en met 2020 ruim 6 miljard euro. Met subsidie op het isoleren van oudere woningen (in sociale sector) had met voor dit bedrag wellicht meer CO2-uitstoot kunnen besparen. Ook had men er voor kunnen kiezen om (vervuilende) leaseauto’s zwaarder fiscaal te belasten.