Al meer dan vijftien jaar stijgen de prijzen van klassieke auto’s. De laatste jaren zijn sommige auto’s alleen nog maar voor miljonairs betaalbaar. Maar zijn de prijzen onrealistisch hoog, zoals de laatste tijd sommige commentatoren schrijven?
Bij RM Auctions werd in Februari in Parijs een Ferrari F40 voor bijna 1,2 miljoen euro geveild en bij Bonhams voor nog geen driekwart miljoen. Een vergissing? Nee integendeel. De grote veilinghuizen verkochten vorig jaar elf auto’s van dit model. De goedkoopste werd voor 690.000 euro geveild en de duurste voor ruim een miljoen euro. De auto die RM Auctions in Parijs veilde had 1200 km op de teller staan en had tot nu toe nog maar één eigenaar. Noem het dus een bijna gloednieuwe Ferrari. Gezien de stijgende trend van Ferrari’s, is het niet verwonderlijk dat deze voor een iets hoger bedrag werd afgeslagen. Dat de andere auto in het veilingresultaat achter bleef, is ook niet verwonderlijk. De auto had in het verleden drie eigenaren, waarbij één daarvan schade had gereden. Dat telt mee wanneer je een recente Ferrari aanschaft.
Opvallend was de verkoop van de zwaar beschadigde Talbot Lago T26 Grand Sport Coupe voor 1,7 miljoen euro. Toch is ook dat niet verwonderlijk wanneer je beseft dat dit de laatste Franse super sportwagen is, motorisch gebaseerd op een succesvolle racewagen. Talbot-Lago heeft vermoedelijk nog geen dertig chassis van dit type gemaakt. In januari 2013 is eenzelfde model voor twee miljoen dollar geveild en vorig jaar augustus is een andere, met een Belgische carrosserie, voor 1,5 miljoen dollar van eigenaar gewisseld. De auto die Artcurial veilde had een carrosserie van Saoutchik. Samen met Figoni & Falaschi is Saoutchik onder verzamelaars de meest gewilde Franse carrosseriebouwer. En laat nu net van Saoutchik vorig jaar een zeer bijzonder boek zijn uitgebracht. De publicatie van zo’n boek vergroot de belangstelling voor deze carrosseriebouwer en voor de Talbot-Lago Coupe.
De prijs van een Mercedes-Benz 300 SL Roadster of Gullwing bedraagt op veilingen inmiddels minimaal een miljoen dollar. Bij een Ferrari 250 GT Lusso ligt de ondergrens op twee miljoen dollar. Dat betekent dat een interessante auto van beide merken uit de jaren vijftig en zestig voor de meeste liefhebbers niet meer betaalbaar is. Omdat deze auto’s buiten bereik zijn gekomen, richten de kopers zich op modellen die nog wel betaalbaar zijn. Maar ook deze zijn vaak niet in grote aantallen gemaakt, of worden schaarser omdat de vraag sterker toeneemt dan het aanbod. Vandaar dat bijvoorbeeld de Ferrari 250 GTE en de Mercedes-Benz 190 SL in prijs zijn gestegen. Ook auto’s van andere merken, die men net iets meer bijzonder vindt, zijn daardoor relatief veel in prijs gestegen. Een voorbeeld daarvan is de Jaguar E-Type 3.8 Flat Floor. Omdat de kostbare auto’s steeds verder buiten bereik raken, zoeken kopers alternatieven en stijgen tal van andere klassieke auto’s eveneens in waarde.
De vraag is of de prijzen momenteel onrealistisch hoog zijn. Laten we dan eens kijken eens naar de kunsthandel. Recent werd een schilderij van Paul Gaugain voor circa 260 miljoen euro verkocht. De markt in klassieke auto’s gaat bijna gelijk op met de kunstmarkt en de kunstmarkt gaat, met een vertraging van een halfjaar tot een jaar, gelijk op met de aandelenbeursen. Beide markten trekken vooralsnog veel investeerders. Hoeveel aandelen, schilderijen en klassieke Ferrari’s nog in prijs zullen stijgen laat zich niet beantwoorden. Maar zolang de klassieke Ferrari’s in waarde stijgen, zullen zij veel andere auto’s in hun kielzog meenemen.