Voor de rechtbank in Hamburg mag een rechtszaak beginnen over het eigendom van een Mercedes-Benz 500K roadster. Volgens de nabestaanden is de auto in de Tweede Wereldoorlog gestolen door Engelse soldaten. Daarom is er beslag gelegd op de auto om uit te zoeken wie zich de rechtmatige eigenaar mag noemen.
We kennen allemaal de vorderingen van fietsen door de Duitsers. De leus ‘waar is mijn fiets’ is een oud grapje. Eigenlijk is het vreemd dat hiernaast geen ander grapje is ontstaan, namelijk die van ‘waar is mijn auto’. Want tijdens de oorlog werden duizenden auto’s meegenomen. Dat gebeurde niet alleen door de Duitsers, maar ook door de geallieerde troepen, het Nederlandse Militair Gezag en de Binnenlandse Strijdkrachten.
Bij aanvang van de oorlog werden veel motorfietsen, auto’s, bussen en vrachtwagens door het Nederlandse leger gevorderd. Dat was niet bijzonder. De overheid beschikte over lijsten met voertuigen en in geval van oorlog werden de eigenaren opgeroepen zich met hun voertuigen te melden. Voertuigen die voldoende geschikt werden bevonden, werden vervolgens gevorderd. De eigenaren werden later schadeloos gesteld. Ook de Duitsers hebben nadien Nederlandse particulieren schadeloos gesteld voor de vordering van hun voertuig. Daarnaast kochten de Duitsers in de eerste twee jaren veel auto’s op.
In de loop van de oorlog, en zeker aan het eind, ontstond een andere situatie. Er heerste chaos. Wanneer een auto door een Duitse of geallieerde officier werd gevorderd, was er geen sprake van invulling van een formulier. De auto werd vaak gewoon meegenomen. Gedurende de oorlog hebben de Duitsers ongeveer 6.000 tot 7.000 auto’s in Nederland gevorderd. Veel van deze auto’s werden na de oorlog op de Duitsers buit gemaakt en naar legerdumps overgebracht. Ongeveer de helft hiervan kon later weer gebruikt worden. Hoeveel de geallieerden hebben gevorderd is niet bekend. Wel die van de Nederlandse gezagsdragers. Aan het eind van de oorlog vorderden het Nederlandse Militaire Gezag en de Binnenlandse Strijdkrachten circa 6.500 auto’s, ongeveer net zoveel als de Duitsers.
Na de oorlog volgde een regeling ter compensatie van de eigenaren van de auto’s. Vanwege de geldontwaarding tijdens de oorlog, ging men uit van de cataloguswaarde in 1939 dat vermenigvuldigd werd met 1,7. Vervolgens werd er rekening gehouden met de afschrijving en de staat van de auto. De financiële schade was toen meestal niet zo groot. Want alle auto’s waren na de oorlog minstens zes jaar oud en hadden hierdoor een geringe waarde. Dat gold zelfs voor de kostbaarste modellen die voor de oorlog waren aangeschaft. Maar die was men wel voorgoed kwijt en dat is achteraf misschien wel jammer. Want waar is die bijzondere auto uit het fotoalbum gebleven?
Geplaatst: 23 juli 2012, Telegraaf