Op bijna elke universiteit in ons land zijn één of meer hoogleraren aangesteld, die zich met duurzaamheid bezighouden. De toenemende uitstoot van CO2 en stijging van de temperatuur op aarde stimuleerde het vakgebied. Hoe denken zij over duurzame mobiliteit?
In juli ondertekenden meer dan vijftig hoogleraren een brief waarin zij protesteerden tegen de winning van schaliegas in ons land. Eerder werd bezwaar aangetekend tegen de bouw van nieuwe kolencentrales in ons land. In datzelfde stuk uitten hoogleraren ook bezwaar tegen kernenergie. In plaats daarvan willen zij de ontwikkeling van meer duurzame energie, zoals met windmolens en zonnepanelen. We hebben zodoende wel een idee wat hoogleraren duurzaamheid willen wanneer het de opwekking van stroom betreft. Maar wat willen zij ten aanzien van het verkeer en vervoer?
De ontwikkeling van biobrandstof gold geruime tijd als een uitstekende ontwikkeling om de CO2-uitstoot mee te verlagen, totdat de voedselprijzen mede hierdoor stegen en natuurgebied werd vernietigd om er plantages aan te leggen. Dat was niet de bedoeling. Vervolgens kwam er aandacht voor de aanleg van bossen (in bijvoorbeeld Oost-Europa). Biomassa kan worden omgezet in biobrandstof. Bovendien zou daarmee de uitstoot van CO2 eveneens verminderen. Inmiddels zijn studies verschenen die hierover heel wat minder rooskleurig zijn. Weer een ander liet een supersnelle, elektrisch aangedreven bus ontwikkelen. Welk probleem werd daarmee opgelost? Later werd weinig meer van de bus vernomen. Hoogleraren zijn tevens voorstander van energiebesparing en elektrische auto’s. Het zal ongetwijfeld schelen in de uitstoot van CO2. Maar biedt het voldoende oplossing voor de transportsector?
Ongeveer de helft van alle olie die we op aarde verbruiken is bestemd voor de transportsector. Auto’s, bussen en vrachtwagens (gezamenlijk een miljard stuks), vliegtuigen en schepen, ze ‘doen’ het allemaal op aardolie. Omdat verwacht wordt dat hierin nog een groei zal plaatsvinden (denk maar aan het toenemend autobezit in China en het toenemend vliegverkeer in Azië), is de verwachting dat er steeds meer aardolie in de transportsector verbruikt zal worden. Zuiniger auto’s en vliegtuigen bieden op mondiaal niveau geen oplossing. Het zal in opkomende economieën autorijden en vliegen minder kostbaar maken. Besparingen in de geïndustrialiseerde wereld worden teniet gedaan door toenemend oliegebruik in opkomende economieën.
Zonnecollectoren en windmolens kunnen stroom opwekken en een alternatief bieden voor steenkool- en gasgestookte centrales. Welke alternatieven zijn er voor het oliegebruik door auto’s, vrachtwagens, vliegtuigen en schepen en de schaal waarop dat plaats vindt? Het huidige transportsysteem (laat staan een groei daarin) laten overschakelen op duurzame, alternatieve energie, zoals biobrandstoffen, elektriciteit en waterstof (opgewekt door windmolens en zonnecollectoren) is een grote uitdaging, zo niet onmogelijk. Hoogleraren treden in de publiciteit om het gebruik van steenkolen en kernenergie en de winning van schaliegas te bekritiseren. Over het gebruik van aardolie wordt weinig gezegd. Is daaruit af te leiden dat voor het mondiale transportsysteem geen alternatieve energiebron bestaat en dat het gebruik van elektrische auto’s het meest haalbare is? Dat biedt weinig hoop voor de toekomst.
Geplaatst: AutoVisie/Telegraaf, 31 augustus 2013